BPV vraagt SPH te kijken naar knelpunten in de pensioenregeling

30 september 2022
Reactie BPV op vertrek Bram Stegeman

Na een gesprek met afgevaardigden uit het cluster waarnemers van de Vergadering van Afgevaardigden (VvA) en het SPH-bestuur is besloten om te kijken of en hoe we enkele knelpunten in de pensioenregeling kunnen oplossen. Die knelpunten treffen met name jonge waarnemers.

T-3-systematiek

De knelpunten die als eerste worden opgepakt hebben betrekking op de zogenoemde t-3-systematiek. Dit houdt in dat de pensioenpremie in jaar t wordt gebaseerd op de gerealiseerde winst en het aantal gewerkte uren van 3 jaar geleden. Deze systematiek is voorgeschreven vanuit de Wet op de Inkomstenbelasting, met oog op de maximale premie die een deelnemer fiscaal gefaciliteerd (aftrekbaar van de inkomstenbelasting) mag betalen in een jaar.

Gerealiseerd: extra jaar inkomensgegevens schatten

Als een huisarts in het eerste jaar van werken als waarnemend of vrijgevestigd huisarts (2019, jaar t-3) niet het hele jaar heeft gewerkt, dan wordt, om de pensioenpremie in 2022 (jaar t) te berekenen, de winst geëxtrapoleerd naar een heel jaar. Dit wordt gedaan om in jaar t (2022) zoveel mogelijk premie te kunnen inleggen. Bijvoorbeeld: een deelnemer start in september 2019 (t-3) als waarnemend huisarts. Voor de pensioenpremie van 2022 (t) wordt het inkomen uit september 2019-december 2019 geëxtrapoleerd naar een heel jaarinkomen. In dit geval dus door het inkomen van september tot en met december te vermenigvuldigen met 3.

Deze extrapolatie kan tot een probleem leiden als een deelnemer heel veel heeft gewerkt in de eerste maanden als huisarts. Het geëxtrapoleerde hogere inkomen bepaalt dan de hoogte van de premie. Als de deelnemer 3 jaar later aanzienlijk minder is gaan werken, moet toch pensioenpremie betaald worden over een volledig jaar maximaal werken.

Om dit op te lossen, mag een deelnemer vanaf dit jaar (dus voor de premie van 2023) ook over het vierde jaar nog een schatting doorgeven van te werken uren en te verwachten winst uit onderneming. Op deze manier past de premie beter bij de situatie van de huisarts. De schatting mag niet hoger zijn dan de (geëxtrapoleerde) inkomensgegevens van 3 jaar terug.

Wordt onderzocht: tijdelijk lagere pensioenpremie tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof

Tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof is het inkomen van de waarnemend huisarts lager, omdat er niet gewerkt wordt en de ZEZ-uitkering (zelfstandig en zwanger) van het UWV in de meeste gevallen lager is dan het inkomen (de ZEZ-uitkering keert uit op het niveau van het minimumloon). De waarnemende huisartsen kunnen in de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof de pensioenpremie dan niet meer betalen.

Er wordt onderzocht of SPH het mogelijk kan maken dat in de periode van het zwangerschaps- en/of bevallingsverlof een deelnemer tijdelijk minder premie hoeft te betalen. Alleen de premie voor de risicoverzekeringen zou dan nog moeten worden betaald, zodat de deelnemer gedurende het verlof wel verzekerd blijft voor partner- en wezenpensioen en premieovername bij arbeidsongeschiktheid.

De premie voor het ouderdomspensioen zou gedurende deze periode niet hoeven te worden betaald; dit betekent dat er over deze periode geen premie voor ouderdomspensioen wordt ingelegd en belegd. De premielast daalt hierdoor aanzienlijk; de risicopremies bedragen ongeveer 2% van de pensioengrondslag.

Er wordt bekeken of deze wijziging mogelijk is en zo ja, wat dat zou kosten. Zodra hier meer over bekend is, delen we dit via onze website en de H&P.

Chat