Effecten per leeftijd

De opgebouwde pensioenen en pensioenuitkeringen worden omgerekend en overgezet naar een individueel pensioenkapitaal. Hiermee worden de pensioenen van de oude, de huidige en de nieuwe pensioenregeling samengevoegd tot één pensioenkapitaal. Dit wordt ook wel 'invaren' genoemd.

Het samenvoegen van de pensioenen heeft een aantal belangrijke voordelen. Het is overzichtelijker, efficiënter en goedkoper dan wanneer er meerdere regelingen naast elkaar blijven bestaan.

Bestaande pensioenen worden omgerekend naar nieuwe, individuele, kapitalen. Daarnaast was er in de oude regeling, de regeling vóór 2022, een buffer. Zo’n buffer is er in de huidige regeling en ook in de nieuwe regeling niet meer. Die buffer wordt daarom nu verdeeld en toegevoegd aan de nieuwe kapitalen.

Hoe verdelen we de opgebouwde buffer eerlijk?

Om de buffer te verdelen, wordt de waarde van ieders pensioen vermenigvuldigd met een factor. Voor een jongere deelnemer is deze factor hoger dan voor een oudere deelnemer. Dit doen we omdat een jongere deelnemer gedurende een langere periode verhogingen van het pensioen uit de buffer zou hebben gekregen.

Omdat oudere deelnemers en pensioengerechtigden het meeste pensioen hebben opgebouwd wordt het grootste deel van de buffer, ondanks de lagere factor, in absolute zin aan hen toebedeeld. De buffer wordt alleen verdeeld onder de deelnemers die vóór 2022 aan de toenmalige pensioenregeling hebben deelgenomen. 

Voor meer informatie over het omzetten van uw pensioenrechten verwijzen we u naar de veelgestelde vragen.

Wat betekenen de nieuwe regels voor uw situatie?

Elke huisarts is verschillend. Qua arbeidsverleden, inkomen en eerder gemaakte keuzes. Ondanks dat is de leeftijd van de (voormalige) huisarts een sterk bepalende factor voor mate waarin de nieuwe pensioenregeling en de omzetting van invloed is.

Over het algemeen geldt: hoe ouder de huisarts, hoe meer pensioengeld er wordt omgezet maar hoe lager de berekeningsfactor. Hoe jonger de huisarts, hoe minder pensioengeld er wordt omgezet, maar hoe hoger de berekeningsfactor. Meer specifiek is voor verschillende leeftijden de volgende informatie relevant.

U heeft weinig of geen opbouw in de pensioenregeling van vóor 1 januari 2022. Het omzetten van dat pensioen is dan ook van geringe invloed. U krijgt te maken met een nieuwe pensioenregeling, waarin veel hetzelfde is als in de huidige pensioenregeling. Wat er wel voor u verandert:

  • De verplichte vaste pensioenpremie wordt lager.
  • U kunt er vrijwillig voor kiezen om een extra premie-inleg van maximaal 6 procent in te leggen voor uw pensioen.
  • De hoogte van het partnerpensioen (bij overlijden vóórdat het ouderdomspensioen ingaat ) wordt 15% van het pensioengevend inkomen. Hiermee is het partnerpensioen  lager dan in de huidige regeling.
  • Eerder met pensioen kan vanaf 10 jaar voor de AOW-datum (dit was 5 jaar voor 68-jarige leeftijd).
  • De nieuwe regeling krijgt een ‘risicodelingsreserve’. Deze reserve wordt voor alle pensioengerechtigden samen gebruikt om sterke dalingen in uitkeringen te dempen.

U heeft pensioen opgebouwd in de pensioenregeling van vóór 1 januari 2022. Dit pensioen wordt omgezet in een persoonlijk pensioenkapitaal. Daarnaast krijgt u een deel van de buffer toebedeeld. De waarde van uw pensioen is na de omzetting hoger. De verwachting is dat de pensioenuitkering vanaf de ingang van het ouderdomspensioen hoger zal zijn dan in de huidige pensioenregeling.

U krijgt daarnaast te maken met een nieuwe pensioenregeling, waarin veel hetzelfde is als in de huidige pensioenregeling. Wat er daarin voor u verandert:

  • De verplichte vaste pensioenpremie wordt lager.
  • U kunt er vrijwillig voor kiezen om een extra premie-inleg van maximaal 6 procent in te leggen voor uw pensioen.
  • Voor alle werkende huisartsen is er bij overlijden een partnerpensioen verzekerd. Alle werkende huisartsen betalen hier aan mee, ook degenen die in de huidige regeling geen partnerpensioen hebben meeverzekerd.
  • De hoogte van het partnerpensioen (bij overlijden vóórdat het ouderdomspensioen ingaat ) wordt 15 procent van het pensioengevend inkomen. Hiermee is het partnerpensioen  lager dan in de huidige regeling. Wel kan het zijn dan u vanuit de oude pensioenregeling nog extra dekking hebt opgebouwd voor partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum. Deze dekking blijft bestaan.
  • Eerder met pensioen kan vanaf tien jaar voor de AOW-datum (dit was 5 jaar voor 68-jarige leeftijd).
  • De resultaten, waaronder de beleggingsresultaten, worden direct verwerkt in de persoonlijke pensioenvermogens. Er is geen toeslagverlening (indexatie) meer.
  • De nieuwe regeling krijgt een ‘risicodelingsreserve’. Deze reserve wordt voor alle pensioengerechtigden samen gebruikt om sterke dalingen in uitkeringen te dempen.

U heeft het grootste deel van uw pensioen opgebouwd in de pensioenregeling van vóór 1 januari 2022. Dit pensioen wordt omgezet in een persoonlijk pensioenkapitaal. Daarnaast krijgt u een deel van de buffer toebedeeld. De waarde van uw pensioen is na de omzetting hoger. De verwachting is dat de pensioenuitkering vanaf de ingang van het ouderdomspensioen hoger zal zijn dan in de huidige pensioenregeling. Als u op 58-jarige leeftijd heeft gekozen voor een stabiel pensioen is er vanaf dat moment elk jaar een deel van uw pensioenkapitaal gebruikt voor de inkoop van dat pensioen. Ook dit ingekochte deel wordt omgezet in een pensioenkapitaal in de nieuwe pensioenregeling.

U krijgt daarnaast nog enige tijd te maken met een nieuwe pensioenregeling, waarin veel hetzelfde is als in de huidige pensioenregeling. Wat er daarin voor u verandert:

  • De verplichte vaste pensioenpremie wordt lager.
  • U kunt er vrijwillig voor kiezen om een extra premie-inleg van maximaal 6 procent in te leggen voor uw pensioen.
  • Voor alle werkende huisartsen is er bij overlijden een partnerpensioen verzekerd. Alle werkende huisartsen betalen hier aan mee, ook degenen die in de huidige regeling geen partnerpensioen hebben meeverzekerd.
  • De hoogte van het partnerpensioen (bij overlijden vóórdat het ouderdomspensioen ingaat ) wordt 15 procent van het pensioengevend inkomen. Hiermee is het partnerpensioen  lager dan in de huidige regeling. Wel kan het zijn dan u vanuit de oude pensioenregeling nog extra dekking hebt opgebouwd voor partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum. Deze dekking blijft bestaan.
  • Eerder met pensioen kan vanaf tien jaar voor de AOW-datum (dit was 5 jaar voor 68-jarige leeftijd).
  • De resultaten, waaronder de beleggingsresultaten, worden direct verwerkt in de persoonlijke pensioenvermogens. Er is geen toeslagverlening (indexatie) meer.
  • De nieuwe regeling krijgt een ‘risicodelingsreserve’. Deze reserve wordt voor alle pensioengerechtigden samen gebruikt om sterke dalingen in uitkeringen te dempen.

Uw pensioenuitkering wordt omgezet in een persoonlijk pensioenkapitaal dat wordt gebruikt voor een maandelijkse pensioenuitkering. We houden daarbij rekening met pensioenen die zijn ondergebracht bij een keuzeverzekeraar. Ook houden we rekening met pensioenen die elk jaar onvoorwaardelijk worden verhoogd.

  • U kunt kiezen voor een stabiele of variabele uitkering. Als u kiest voor een variabele uitkering dan is de verwachting dat deze hoger zal zijn dan uw huidige uitkering. Voor de stabiele uitkering is dit op dit moment nog niet bekend, omdat deze waarschijnlijk bij een verzekeraar ondergebracht zal worden en de tarieven van verzekeraars buiten de invloedssfeer van Huisarts & Pensioen liggen. Als u in het verleden heeft gekozen voor een uitkering die jaarlijks met een hoog percentage daalt, kan de verhoging minder hoog zijn. Het pensioen is dan namelijk in feite een stuk naar voren gehaald. Dat kan met de nieuwe wettelijke regels niet meer. De totale waarde van de toekomstige pensioenen gaat weliswaar niet omlaag, maar kan minder naar voren worden gehaald. Dan kan het voorkomen dat de pensioenuitkering na de omzetting minder stijgt dan van iemand die in de oude regeling niet zo’n hoge vaste daling had. Na de omzetting zijn de jaarlijkse dalingen minder hoog. 
  • De pensioenen bewegen mee met de economie en zullen naar verwachting gemiddeld minder hard stijgen dan in de oude regeling. De resultaten, waaronder de beleggingsresultaten, worden direct verwerkt in de persoonlijke pensioenvermogens. Er is geen toeslagverlening (indexatie) meer.
  • De nieuwe regeling krijgt een ‘risicodelingsreserve’. Deze reserve wordt voor alle pensioengerechtigden samen gebruikt om sterke dalingen in uitkeringen te dempen.

Nieuwe situatie t.o.v. oude situatie, gelijkblijvende uitkering

Hieronder ziet u een vereenvoudigd voorbeeld van een uitkering die in de huidige situatie geen vaste daling kent, oftewel een gelijkblijvende uitkering. We gaan er in het plaatje vanuit dat die uitkering jaarlijks wordt verhoogd met een toeslag van 2,25 procent. In de praktijk is die verhoging afhankelijk van de dekkingsgraad.

In de nieuwe situatie wordt op het overgangsmoment eerst de buffer verdeeld. Daardoor wordt de eerste uitkering na het overgangsmoment hoger. Daarna volgt een variabele uitkering. De verwachting is dat die uitkering gemiddeld met 1,2 procent per jaar wordt verhoogd. De daadwerkelijke aanpassing aan de (beleggings-)resultaten kan van jaar tot jaar verschillen en kan in een jaar ook negatief zijn. 

Nieuwe situatie t.o.v. oude situatie, dalende uitkering

Hieronder ziet u een vereenvoudigd voorbeeld van een uitkering die in de huidige situatie 3 procent per jaar daalt. We gaan er in het plaatje vanuit dat die uitkering jaarlijks wordt verhoogd met een toeslag van 2,25 procent. In de praktijk is die verhoging afhankelijk van de dekkingsgraad. Per saldo daalt de uitkering daardoor met 0,75 procent per jaar.

In de nieuwe situatie wordt op het overgangsmoment eerst de buffer verdeeld. Omdat de oude uitkering een dalend verloop heeft, is de stijging van de eerste uitkering na het overgangsmoment minder hoog dan bij een gelijkblijvende uitkering, of er is geen verhoging. Daarna volgt een variabele uitkering met een vaste daling van 1 procent per jaar. De verwachting is dat die uitkering gemiddeld met 1,2 procent per jaar wordt verhoogd. De daadwerkelijke aanpassing aan de (beleggings-)resultaten kan van jaar tot jaar verschillen en kan in een jaar ook negatief zijn. Gemiddeld genomen is de verwachting dat de 1 procent vaste daling dus wordt gecompenseerd met 1,2 procent jaarlijkse verhoging en de uitkering gemiddeld genomen gelijk blijft.

Als u alleen pensioen heeft opgebouwd in de pensioenregeling vanaf 1 januari 2022 verandert er voor u niets.

Als u een deel van uw pensioen heeft opgebouwd in de pensioenregeling van vóor 1 januari 2022 wordt dit omgezet in een persoonlijk pensioenkapitaal. In dat geval krijgt u ook een deel van de buffer toebedeeld. De waarde van uw pensioen is na de omzetting hoger. De verwachting is dat de pensioenuitkering vanaf de ingang van het ouderdomspensioen hoger zal zijn dan in de huidige pensioenregeling. Als u op 58-jarige leeftijd heeft gekozen voor een stabiel pensioen is er vanaf dat moment elk jaar een deel van uw pensioenkapitaal gebruikt voor de inkoop van dat pensioen. Ook dit ingekochte deel wordt omgezet in een pensioenkapitaal in de nieuwe pensioenregeling. 

Uw pensioenuitkering wordt omgezet in een persoonlijk pensioenkapitaal dat wordt gebruikt voor een maandelijkse pensioenuitkering. We houden daarbij rekening met pensioenen die zijn ondergebracht bij een keuzeverzekeraar.

De verwachting is dat de nieuwe uitkering hoger zal zijn dan uw huidige uitkering. Als u een uitkering heeft die jaarlijks met een hoog percentage daalt, kan de verhoging minder hoog zijn. 

De pensioenen bewegen mee met de economie en zullen naar verwachting gemiddeld minder hard stijgen dan in de oude regeling. De resultaten, waaronder de beleggingsresultaten, worden direct verwerkt in de persoonlijke pensioenvermogens. Er is geen toeslagverlening (indexatie) meer.

De nieuwe regeling krijgt een ‘risicodelingsreserve’. Deze reserve wordt voor alle pensioengerechtigden samen gebruikt om sterke dalingen in uitkeringen te dempen.